verleiden (overg.; verleidde, h. verleid) 1 van de rechte weg af leiden in fig. zin; - door overreding of voorspiegeling bewegen tot hetgeen een bepaling noemt, syn. bekoren: laat u niet door zijn schone beloften verleiden. 2 al of niet door beloften (m.n. huwelijksbelofte) tot geslachtsgemeenschap overhalen: een meisje verleiden; hij liet zich door haar bekoorlijkheden verleiden.
versieren (overg.; versierde, h. versierd) 1 met sieraden behangen, syn. tooien, opsmukken: huizen en ramen versieren; (zich) versieren met -, (zich) mooi maken; een boek versieren, er ornamenten enz. in aanbrengen 2 (van zaken) tot sieraad strekken, syn. opsieren, sieren: die bomen versieren het plantsoen; regelmaat versiert de straat 3 (spreekt.) in 't vat gieten, syn. aanleggen: hoe moet ik dat nou versieren? 4 in orde maken, voor elkaar krijgen, syn. regelen, organiseren, ritselen: dat zal ik wel even voor je versieren; - beginnen: met dat kind (meisje) valt wel iets te versieren 5 het hof maken, verleiden, bereid krijgen tot seksuele gemeenschap: die meid is niet te versieren 6 op slinkse wijze verkrijgen, bemachtigen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten